Eindterm 1: Sociale Hygiëne

1.1

De kandidaat heeft kennis over de Alcoholwet en andere regelgeving die verband houdt met alcohol en de introductie van sociale hygiëne.

1.2

De kandidaat heeft kennis en inzicht in het begrip sociale hygiëne en weet wat onder sociaal gedrag verstaan wordt.

1.3

De kandidaat heeft kennis over de eisen die de Alcoholregelgeving stelt aan leidinggevenden, zoals:

  • wat onder leidinggevende wordt verstaan;
  • aan welke wettelijke eisen een leidinggevende moet voldoen.

1.4

De kandidaat heeft kennis over de eisen die het Alcoholbesluit (artikel 4.1 en 4.2) stelt aan leidinggevenden.

1.5

De kandidaat heeft kennis over de verschillende doelgroepen die voorkomen in de markt, de gedragskenmerken van deze doelgroepen en kan voorzieningen treffen gericht op een specifieke doelgroep.

1.6

De kandidaat heeft kennis en inzicht in verschillende bedrijfsformules en gastvrijheidsformules en de invloed, die deze formules kunnen hebben op de werving, dan wel wering van bepaalde doelgroepen.

1.7

De kandidaat heeft kennis over hoe hij een sociaal-hygiënisch beleid kan opstellen en heeft inzicht hoe die gerealiseerd kan worden.

1.8

De kandidaat heeft kennis over relevante wetsartikelen van de Arbeidsomstandighedenwet, zoals:

  • veiligheid, gezondheid en welzijn;
  • voorlichting, instructie, toezicht en werkoverleg

De kandidaat heeft inzicht in:

  • hoe hij de voorlichting en instructie vormgeeft;
  • toezicht houdt op naleving van de instructies;
  • het voeren van werkoverleg;
  • de verantwoordelijkheid die de Arbeidsomstandighedenwet stelt aan werknemers en werkgevers.

1.9

De kandidaat kan een omschrijving geven van de slijters-/wijnhandelsmarkt en de op deze slijters-/wijnhandelsmarkt voorkomende aanbieders. Formules die de kandidaat dient te onderscheiden zijn:

  • slijterijketens;
  • zelfstandige slijters/franchisegever;
  • levensmiddelenhandel;
  • speciaalzaken in gedistilleerd/bier/wijn.

Eindterm 2: Grenzen stellen aan gedrag

2.1

De kandidaat heeft kennis over regels en huisregels opstellen.

2.2

De kandidaat heeft kennis en inzicht over het handhaven van (wettelijke) regels en huisregels, zoals:

  • controleren;
  • corrigeren;
  • sanctioneren.

2.3

De kandidaat heeft kennis over het deurbeleid en de wettelijk geaccepteerde selectiecriteria.

2.4

De kandidaat heeft kennis en inzicht over het effectief samenwerken met andere partijen, zoals de gemeente, de politie, collega-ondernemers en handhavers van de Alcoholregelgeving.

2.5

De kandidaat heeft kennis en inzicht in het voorkomen van en omgaan met huisvredebreuk.

2.6

De kandidaat heeft kennis en inzicht in het voorkomen en omgaan met discriminatie.

Eindterm 3: Gespreksvaardigheden

3.1

De kandidaat heeft kennis over onderdelen van de communicatietheorie, zoals:

  • informatie uitwisselen;
  • inhoud en betrekking;
  • contact maken.

3.2

De kandidaat heeft inzicht in het communicatieproces en het herkennen van positieve en negatieve invloeden op het communicatieproces.

3.3

De kandidaat heeft inzicht in de effecten van goede en gebrekkige gastgerichtheid.

3.4

De kandidaat heeft kennis over samenwerking met collega’s bij (dreigende) conflicten met gasten, zoals:

  • assistentie vragen;
  • overnemen;
  • scheiden van partijen.

3.5

De kandidaat heeft inzicht in wanneer en hoe de samenwerking met collega’s bij (dreigende) conflicten met gasten wordt uitgevoerd.

Eindterm 4: Risicogedrag bij regelhandhaving

4.1

De kandidaat heeft kennis van diverse soorten risicogedrag van gasten, zoals:

  • tegenwerkend gedrag;
  • agressie en geweld;
  • groepsgedrag;
  • criminaliteit.

4.2

De kandidaat heeft inzicht in de verschillende oorzaken van risicogedrag en de wijze waarop hij daarmee omgaat.

Eindterm 5: Gespreksmodellen

5.1

De kandidaat heeft kennis en inzicht in het kunnen toepassen van gesprekstechnieken ten behoeve van «Nee verkopen».

5.2

De kandidaat heeft kennis en inzicht in het kunnen toepassen van gesprekstechnieken ten behoeve van «Openlijke regelovertreding».

5.3

De kandidaat heeft kennis en inzicht in het kunnen toepassen van gesprekstechnieken ten behoeve van «Verborgen regelovertreding».

5.4

De kandidaat heeft kennis en inzicht in het kunnen toepassen van gesprekstechnieken ten behoeve van «Agressie en geweld».

5.5

De kandidaat heeft kennis en inzicht in het kunnen toepassen van gesprekstechnieken ten behoeve van «Omgaan met klachten».

Eindterm 6: Alcohol

6.1

De kandidaat heeft kennis over alcohol, zoals:

  • informatie over alcohol (de stof);
  • het bloedalcoholgehalte (Bag);
  • de effecten van alcohol op lichaam en geest;
  • verantwoord alcohol gebruik;
  • alcoholmisbruik;
  • de Alcoholregelgeving;
  • de Wegenverkeerswet;
  • het Wetboek van Strafrecht;
  • alcoholgebruik in combinatie met drugs of geneesmiddelen;
  • de Reclamecode voor Alcoholhoudende dranken.

6.2

De kandidaat heeft inzicht in hoe hij verantwoord alcoholgebruik kan bevorderen en alcoholmisbruik kan voorkomen of beperken.

6.3

De kandidaat heeft inzicht hoe hij de Alcoholregelgeving effectief kan handhaven.

Eindterm 7: Drugs

7.1

De kandidaat heeft kennis over drugs, zoals:

  • informatie over softdrugs en diverse soorten harddrugs (de stof) en de effecten van drugs op lichaam en geest;
  • wijze waarop drugs gebruikt worden;
  • de Opiumwet en het gedoogbeleid.

7.2

De kandidaat heeft inzicht in hoe hij drugsgebruik en drugshandel kan voorkomen.

7.3

De kandidaat heeft inzicht in hoe hij de Opiumwet effectief kan handhaven.

Eindterm 8: Tabak

8.1

De kandidaat heeft kennis over tabak, zoals:

  • informatie over tabak (de stof) en de effecten van tabak op lichaam en geest;
  • de Tabaks- en rookwarenregelgeving.

8.2

De kandidaat heeft inzicht in hoe hij de Tabaks- en rookwarenregelgeving effectief kan handhaven.

Eindterm 9: Gokken

9.1

De kandidaat heeft kennis over gokken, zoals:

  • informatie over kansspelautomaten als spel en de effecten van problematisch gokken op lichaam en geest;
  • de Wet op de kansspelen.

9.2

De kandidaat heeft inzicht in hoe problematisch gokgedrag te herkennen en aan te pakken.

9.3

De kandidaat heeft inzicht in hoe hij de Wet op de kansspelen effectief kan handhaven.

Eindterm 10: Veiligheidsvoorzieningen

10.1

De kandidaat heeft kennis over de bouwkundige eisen, voortvloeiend uit de Alcoholregelgeving en het Bouwbesluit en aanverwante regelgeving, zoals:

  • de hoogte van de lokaliteiten;
  • de ventilatie en voorzieningen.

10.2

De kandidaat heeft kennis over de noodzaak van ruimtelijke voorzieningen, zoals:

  • doorzicht;
  • verlichting.

10.3

De kandidaat heeft inzicht in het adequaat gebruik maken van de ruimtelijke voorzieningen.

10.4

De kandidaat heeft kennis over de eisen die gesteld worden aan technische voorzieningen in een horecabedrijf, zoals:

  • kluizen;
  • camerasystemen;
  • alarmsystemen;
  • controlesystemen.

10.5

De kandidaat heeft inzicht in het adequaat gebruik maken van de technische voorzieningen.

10.6

De kandidaat heeft kennis over brandveiligheid, zoals:

  • een omgevingsvergunning;
  • het ontstaan van brand en de oorzaken van brand;
  • verplichting en taken van bedrijfshulpverlening.

10.7

De kandidaat heeft inzicht in het adequaat uitvoeren van brandalarm en het toepassen van brandcontroles.

10.8

De kandidaat heeft inzicht in de wijze waarop persoonlijke voorzieningen adequaat worden ingezet bij toezicht en controle van de veiligheid, zoals:

  • nachtportiers;
  • horecaportiers.

Deze eindtermen zijn vastgesteld op 3 juni 2023